Kinderen

Rudolf, de lang verwachte zoon

Kroonprins Rudolf in januari 1889, een aantal weken voor zijn dood. Door mijzelf ingekleurd.

Een van de grootste verschrikkingen van het leven aan het hof was voor Sisi dat ze haar eigen kinderen niet mocht opvoeden. Daar zou haar schoonmoeder wel voor zorgen. Jarenlang heeft Sisi strijd geleverd met de keizerin moeder, met wisselend succes. Haar man, de keizer, kon zijn invloedrijke moeder niet helemaal in de steek laten, maar kon ook niet tegen het verdriet van Sisi. Alleen voor haar jongste dochter Valerie heeft ze zelf gezorgd, maar daarmee had ze dan ook weer zo’n overdreven sterke binding, dat de huwelijksdag van haar dochter voor Sisi een soort geestelijke dood betekende. Maar de meest tragische geschiedenis was natuurlijk wel die van haar zoon Rudolf. In dit hoofdstuk: een nieuw licht op dit ‘mysterie van Mayerling’.

Op 21 augustus 1858 wordt na twee dochters eindelijk de lang verwachte zoon geboren. Franz Joseph is er zo ontroerd over dat elke keer als iemand hem geluk wenst, de tranen over zijn gezicht lopen. Ook de moeder van de keizer, aartshertogin Sophie, is heel tevreden dat er een troonopvolger is. Ze begint direct plannen te maken voor zijn opvoeding, want de toekomst van het keizerrijk is voor haar het allerbelangrijkste wat er bestaat. Natuurlijk is daarmee meteen alweer de kiem gelegd voor nieuwe moeilijkheden met haar schoondochter, die voor de derde keer het onderspit zal moeten delven.
De aartshertogin staat erop de leiding te krijgen bij de opvoeding van de kleine Rudolf. Voorlopig bestaat dat alleen uit de aanstelling van een kindermeisje, dat in een zeer moeilijke positie komt te verkeren en voortdurend tegenstrijdige instructies krijgt van de moeder en van de grootmoeder van ‘haar’ baby. Ook de vader van het kind heeft het zwaar, hij moet als ‘hoogste instantie’ steeds partij kiezen en dat haalt hem de woede op de hals van de in het ongelijk gestelde … En als men de kwestie heel objectief bekijkt, is Sophie ook eigenlijk beter geschikt om kinderen op te voeden dan Elizabeth met haar snel wisselende stemmingen, haar onregelmatige levenswijze, haar onzekerheden en depressies. De streng gedisciplineerde en goed georgani seerde omgeving van de grootmoeder had voor de kinderen een veilige rustige thuishaven kunnen zijn, als zij niet steeds hun ongelukkige van het ene naar het andere land zwervende moeder op de achtergrond hadden gehad.

Er ontstaat een soort vicieuze cirkel, want Sisi trekt zich uit verdriet over wat zij als het verlies van haar kinderen voelt, steeds meer in zichzelf terug, in de natuur, bij haar paarden en haar studies, daardoor gaan de kinderen zich verlaten voelen en zich nog meer dan ze al deden, op hun grootmoeder concentreren. Bij elk weerzien van moeder en kinderen worden de taferelen pijnlijker omdat beide partij en zich de alsmaar groter wordende vervreemding realiseren.
Zo komt Elizabeth op 14 augustus 1862 na een bijna tweejarige afwezigheid in Wenen terug. Ze wordt door de bevolking enthousiast ontvangen en is zelf heel gelukkig over het weerzien met de kinderen. Haar hofdame Helene Taxis schrijft aan een vriendin:’… de kleine kroonprins ziet er uit om te stelen. Hij is levendig, vrolijk, en heel natuurlijk…” De keizerin went weer een beetje aan het hofleven en verschijnt zelfs in februari van het volgende jaar voor het eerst sinds drie jaar op een bal van de Weense society. Het gezin woont deze tijd in het paleis Schönbrunn, waar schoonmoeder Sophie niet dagelijks over de vloer komt en waar een door Sisi zelf uitgezocht Hongaars kindermeisje voor de kleine Rudolf zorgt. Het feit dat ze met dit meisje niet kan praten en haar dus geen enkele instructie kan geven, wordt de directe aanleiding voor Sisi om Hongaars te gaan leren. Vanaf februari 1863 stort ze zich fanatiek op de studie van deze taal.

Vanaf zijn zevende jaar wordt de kleine Rudolf toevertrouwd aan de zorgen van generaalmajoor graaf Gondrecourt. Zijn moeder is het er, zoals gewoonlijk, niet mee eens. Ze vindt hem bleek, te snel gegroeid en heel nerveus. Maar zijn grootmoeder heeft grote plannen met hem. Zij wil hem de best mogelijke opvoeding geven om hem zo goed mogelijk voor zijn toekomstige taak voor te bereiden, evenals zij dat met haar zoon heeft gedaan. Ze heeft een tot in de details uitgewerkt opvoedingsschema voor hem ontworpen en daar moet strikt de hand aan worden gehou den. Maar in haar ijver eist ze wel wat heel veel van het kind. De graaf Gondrecourt doet daar nog een schepje bovenop: om een held van de jongen te maken, laat hij hem bij voorbeeld in een afgesloten ruimte van de dierentuin en roept dan plotseling ‘Pas op, er komt een wild zwijn aan!’ hoe angstiger het kind gaat schreeuwen, hoe meer schrik hij het aanjaagt, ‘om hem te harden’. Om van Rudolf een ridder zonder vrees te maken, laat’ hij hem ook af en toe in het water gooien, met als enig resultaat dat de jongen hypernerveus wordt. Zijn moeder verzet zich met hand en tand tegen deze methoden, maar Sophie wil geen kwaad horen van haar beschermeling Gondrecourt. Na de episode met het wilde zwijn is echter Elizabeth vastbesloten. Zij stelt een ultimatum op en overhandigt dat haar man: ‘Het laatste woord bij de opvoeding van de kinderen heb ik, over mijn eigen persoonlijke aangelegenheden beslist niemand anders dan ikzelf. Of Gondrecourt eruit of ik eruit’. Ditmaal krijgt ze gelijk. De keizer ontslaat de generaalmajoor en de opvoeding van Rudolf komt nu in handen van een ander. Deze heeft vanaf het begin de goede gewoonte de moeder regelmatig een verslag te sturen van de vorderingen van haar zoon. Dat wekt haar vertrouwen en daarvoor is ze hem dankbaar. Hoewel ze veel reist, schrijft ze de kleine Rudolf van overal vandaan lange brieven, zodat hij nooit de indruk krijgt dat ze hem vergeten is.

Op zijn veertiende jaar is Rudolf een vrolijke gezellige jongen met mooie bruine ogen. Door de familieomstandigheden is hij echter wel wat vroegrijp en ook is hij uiterst gespannen. Zijn moeder heeft ervoor gezorgd dat bisschop Hyazinth von Rónay hem onderricht geeft in de Hongaarse taal en cultuur. Deze is af en toe verbijsterd over de merkwaardige uitspraken van de jonge kroonprins. Zo legt Rudolf hem eens ernstig uit ‘dat de mens niets anders is dan een veredeld dier. Dat de adel en de geestelijkheid elkaar van oudsher de hand boven het hoofd houden en samenwerken om het eenvoudige volk dom te houden en er zodoende macht over te behouden. Dat de hoogste kringen, de jetset, niets anders is dan een lui stelletje etterbuilen aan het lichaam van de staat…’ Waar de kroonprins dit mag hebben opgevangen, vraagt men zich met stijgende verbazing af.

De kroonprins beschikt al jong over een eigen hofhouding, zodat er rond 1873 (Rudolf is dan 15 jaren oud) in Wenen drie hofhoudingen zijn, die van de keizer, de Hongaarse hofhouding van de keizerin en die van de kroonprins. De drie hebben geen enkele overeenstemming en bestrijden elkaar voortdurend.
De kroonprins vertoont af en toe vreemde neigingen. Zo schrijft Marie Festetics op 11 december 1878 in haar dagboek: ‘Die domme schieterij ook! Waarom hebben ze hem geen andere liefhebberijen geleerd? Alles wat er maar kruipt of vliegt, moet hij doodschieten. Als kind al en wat lief was hij toen toch! schoot hij vanuit zijn venster vogeltjes dood en zijn kleine zusje Valerie dat een gevoelig hartje had, huilde er dikke tranen om’.
Inderdaad zijn er kindertekeningen bewaard waarop de negenjarige Rudolf zichzelf afbeeldde met een groot geweer op de vogeljacht, angstaanjagend zijn de rode bloedvlekken die hij steeds bij de geschoten dieren tekent.

Op 5 november 1879 is de hele familie bijeen in Gödöllö. Zelfs Rudolf is overgekomen. Hij ziet er niet erg opgewekt uit. Gravin Festetics probeert wat met hem te praten en schrikt van de verhalen die ze hoort. ‘Wat moet die oude baronesse Vetsera toch van Rudolf, schrijft ze in haar dagboek, ‘zou ze hem willen verleiden? Ze is wel niet erg aantrekkelijk of mooi, maar ze is heel handig en gewiekst en ambitieus. Ze wil aan het Hof ontvangen worden, en de weg banen voor haar dochters, die nu nog klein zijn, maar de tijd gaat snel…’ Op een avond zegt Rudolf plotseling tegen gravin Festetics: ‘Baronesse Vetsera komt U morgenavond opzoeken!’ Lachend antwoordt de gravin: ‘O, nee, Keizerlijke Hoogheid, dat zal ik niet toestaan! Ze moet maar ergens anders een afspraak met U maken. Tot nu toe heb ik haar op een afstand kunnen houden, daar blijft ik bij’. Op 3 december zegt de keizer ‘s avonds aan tafel ‘Wat die vrouw met Rudolf uithaalt, is ongelooflijk. Hij kan geen stap doen zonder dat ze achter hem aan rijdt. Vandaag heeft ze hem zelfs een cadeautje gegeven!’
Het volgende voorjaar als Elizabeth in Engeland aan een aantal grote jachtpartijen deelneemt, krijgt ze in Londen een telegram. Geschrokken scheurt ze het haastig open en leest gravin Festetics voor: ‘De kroonprins heeft zich verloofd met prinses Stephanie van België’. ‘Gelukkig dat het geen ongeluk is’, verzucht de gravin opgelucht, maar Sisi zegt peinzend ‘moge God verhoeden dat het er een wordt’.
Het bericht heeft haar overvallen, ze vindt haar zoon van 22 nog veel te jong voor zo’n stap. En dan het bruidje, dat is net 15 geworden! Zo denkt ook zijn zusje Valerie erover. Negen jaar oud houdt zij ook al een dagboekje bij en daarin noteert ze die dag met rode inkt: ‘Die jongen, die een paar jaar geleden nog ontbeet met zelfgeschoten vogels, die me zo vaak plaagde … verloofd!’

De keizerin is vaak verontrust over de ontwikkeling van haar zoon. Ze maakt zich verwijten en alle ergernis over haar schoonmoeder, die haar kleinzoon zo in beslag nam dat hij van zijn eigen moeder vervreemde, komt terug. Ze ziet dat de jongen haar steeds meer ontglipt, dat ze geen contact meer met hem heeft. Met dezelfde hartstocht als zijn moeder geeft hij zich aan zijn liefhebberijen en liefdes over. De jacht is zijn grootste hobby. Hij praat bijna over niets anders en gravin Festetics heeft gelijk als ze zegt dat deze passie buiten alle proporties is geraakt. Met angstige voorgevoelens maken zijn moeder en haar hofdame de trouwplechtigheid van Rudolph en Stephanie mee op 10 mei 1881. De kroonprins is nog zo onvolwassen. Ook toont hij de afgelopen tijd een soort verachting voor andere mensen, speciaal voor degenen die het hem naar de zin willen maken, waaronder een leger vrouwen, van kamermeisjes tot prinsessen. Hij vindt ze allen dom en onbenullig, maar aangezien hij een gesloten mens is, weet bijna niemand wat er precies in hem omgaat. Ook niet als hij op 2 september 1883 in het paleis Laxenburg vader wordt van een dochtertje.
Jaren later schrijft Valerie een conversatie op in haar dagboek die ze die dag met haar broer heeft gehad over de kwestie ‘oorlog of vrede’: ‘In een oorlog kan men zich waar maken, kan men van zich doen spreken’, meent Rudolf. ‘Maar dat gaat wel ten koste van mensenlevens, en misschien van het jouwe’, werpt ze tegen. Hij maakt een onverschillig handgebaar en zegt: ‘Ach, als je alles genoten hebt wat er te genieten is, dan interesseert niets je meer’. Valerie wil niets weten van de oeroude voorspelling die haar moeder eens gelezen heeft en in haar sombere momenten vaak citeert: ‘Dat de eerste keizer uit het Huis Habsburg Rudolf heette en dat de laatste ook zo zal heten …’.

In 1889 is het eigenlijk alleen aan een paar bedienden van Rudolf duidelijk dat er iets met de kroonprins aan de hand is. Zij zijn echter niet in een positie daar anderen op attent te maken. Zelfs zijn familie weet niet dat hij aan hevige angstaanvallen lijdt, dat hij daartegen vreemde geneesmiddelen inneemt, dat hij waanzinnig veel drinkt en met vrouwen uit de laagste kringen van de maatschappij omgaat. Ook met elegante en achtenswaardige vrouwen knoopt hij relaties aan en daarover maakt hij zich dan later weer heftige verwijten. Hij maakt ook grote schulden en hij denkt veel na over de dood en het leven erna. Eens vraagt hij een vrouw van lichte zeden met hem mee te gaan naar de Huzarentempel bij Mödling en daar samen zelfmoord te plegen. In paniek rent de vrouw naar de hoofdcommissaris en smeekt om zijn hulp. En dan ontmoet hij op een dag de inmiddels 17jarige dochter van de baronesse Vetsera die hem jaren geleden zelf achterna liep. Het is een lief, romantisch meisje dat al bij de eerste ontmoeting op de oudere kroonprins verliefd wordt. Hij die alles al geprobeerd en genoten heeft, is ontroerd door de onschuld van het jonge kind dat hem zo vol vertrouwen aankijkt… Dat zegt van hem te houden. In Rudolfs appartement in de Hofburg ontluikt een liefdesgeschiedenis waarvan bijna niemand weet tot de noodlottige dag van de 30ste januari aanbreekt.
De avond tevoren heeft Rudolf zich laten verontschuldigen op een diner bij zijn ouders omdat hij zich niet goed voelt. Die zijn druk bezig een reis naar Hongarije voor te bereiden, waarheen ze de 31ste moeten vertrekken. Op de ochtend van de 30ste klopt in het kleine kasteeltje Mayerling in de bossen buiten Wenen, de kamerdienaar Loschek op de deur van kroonprins Rudplf. Er is een jachtpartij gepland voor die dag en het ontbijt staat klaar… Er komt echter geen antwoord en bevreemd haalt de bediende Rudolfs vriend graaf Hoyos erbij. Met een bijl wordt de deur van de slaapkamer ingeslagen en dan staan de beide mannen als aan de grond genageld: op het bed ligt het dode lichaam van baronesse Mary Vetsera en naast haar, over de rand van het bed, ligt een andere dode, kroonprins Rudolf. Een pistool ligt op de grond.

In paniek rent graaf Hoyos naar het station, laat de sneltrein naar Wenen stoppen en ijlt weg. In het paleis durft niemand aanvankelijk het keizerpaar in te lichten. Wie moet het doen? Tenslotte stapt Ida von Ferenczy lijkbleek de kamer binnen waar Elizabeth juist Griekse les heeft. ‘Majesteit, hier is uw adjudant met een heel slecht bericht’, zegt ze zachtjes.
Als de man is uitgesproken, zakt Sisi snikkend op een stoel neer, maar op hetzelfde ogenblik hoort men de voetstappen van de keizer op de gang. Met een sprong is Elizabeth overeind, ‘Niet binnenkomen’, roept ze en ordent snel haar uiterlijk. Met uiterste zelfbeheersing opent ze dan de deur om haar man binnen te laten. Niemand is aanwezig bij het meest tragische moment uit het leven van het keizerlijk echtpaar. Een paar minuten later komt Franz Joseph met gebogen hoofd, als een gebroken man, te voorschijn. Samen met de adjudant loopt hij naar zijn studeerkamer. Juist op dat moment arriveert Katharina Schratt voor een bezoek aan de keizer. Elizabeth brengt haar zelf naar hem toe en stuurt dan snel een boodschapper naar Valerie, die even later vrolijk en nietsvermoedend binnen komt rennen. Als ze de gezichten van haar ouders ziet, begint ze iets te vermoeden, ‘Rudolf is heel ziek’… begint haar moeder. ‘Heeft hij zelfmoord gepleegd?’ vraagt haar dochter direct. Elizabeth krimpt ineen, ‘welnee, waarom denk je dat? Het meisje heeft hem waarschijnlijk vergiftigd’, zegt ze snel. Niemand weet nog wat er precies gebeurd is.
Verslagen zit Franz Joseph met een arm troostend om zijn vrouw, de andere om zijn dochter, zwijgend drukt hij de vrouwen tegen zich aan, ‘Waarom, waarom moest dit gebeuren’, mompelt hij voor zich heen.
Ondertussen heeft Ida Ferenczy zich even in haar eigen appartement teruggetrokken, daar treft ze tot haar stomme verbazing de oude baronesse Vetsera aan in een stoel. Geïrriteerd zegt ze kortaf: ‘Wat zoekt U hier, baronesse, ik kan U niet ontvangen. Gaat U alstublieft naar huis!’
De vrouw blijft echter halsstarrig zitten en herhaalt dat ze de keizerin moet spreken en dan dringt het opeens tot Ida Ferenczy door dat ze nog van niets weet. Dat ze haar dochter Mary zoekt die ‘s avonds niet thuisgekomen is … Mevrouw von Ferenczy keert terug naar de keizerin om te overleggen hoe en wie de baronesse moet inlichten over het lot van haar dochter. Rustig zegt Elizabeth opeens: ‘Ik zal het zelf doen’. En zo komt zij even later de vertrekken binnen waar Helene Vetsera in een stoel zit. De baronesse begint meteen opgewonden haar verhaal te vertellen en te betogen dat ze haar dochter komt halen die door de kroonprins meegenomen is. De keizerin onderbreekt haar met zachte stem en zegt ‘Baronesse, wees moedig. Uw dochter is dood’. Als de oude dame daarop in luid geweeklaag uitbreekt en roept ‘O mijn kind, mijn lieve, mooie kind’, onderbreekt Elizabeth haar nogmaals en zegt nu met luide stem ‘Maar weet U wel dat mijn Rudolf ook dood is!’ Bij die woorden valt de baronesse op haar knieën voor de keizerin en snikt ‘O mijn ongelukkige kind. Heeft zij dat gedaan??!’ Vreemd genoeg denken alle betrokkenen het eerste moment hetzelfde. De waarheid dringt het eerste door tot de keizer als de arts Widerhofer twee dagen later verslag komt uitbrengen van zijn medisch onderzoek en daarbij steeds over een kogelwond spreekt en ook de afscheidsbrieven van Rudolf op tafel legt. Dan opeens kan de vader de vreselijke waarheid niet meer aan. Waarzinnig van verdriet slaat hij zijn handen voor het gezicht en breekt in een hartverscheurend gesnik uit.

De dagen erna ligt de kroonprins opgebaard in de kamer waar hij als ongetrouwd man woonde in de Hofburg. Zwijgend neemt zijn familie afscheid. Lang kijken ze naar het rustige gelaat dat schijnt te glimlachen en dat er uitziet of het zo wakker kan worden. ‘Waarom Rudolf, waarom heb je dat gedaan?’, vraagt iedereen in gedachten, maar er komt geen antwoord, ook niet uit de brieven die de overledene heeft achtergelaten. Daarin vraagt hij zijn moeder naast het meisje begraven te mogen worden, dat voor hem een zuivere, verzoenende engel is geweest. Aan zijn vader heeft hij niets geschreven, ‘Want ik weet heel goed dat ik niet waardig was zijn zoon te zijn’, schrijft hij Elizabeth. Deze legt een ijzeren zelfbeheersing aan de dag in de moeilijke dagen, ze troost haar man en kinderen, regelt en organiseert wat er gebeuren moet en helpt Rudolfs vrouw Stephanie zo goed ze kan, alleen bij de aanblik van het kleine, niets beseffende dochtertje van Rudolf, Erzsi, kunnen de keizer en keizerin hun tranen niet bedwingen.

Het enige moment dat Sisi zich even kan ontspannen en zichzelf kan zijn en al haar verdriet kan uiten, is als Gyula Andrassy zijn arm om haar heen slaat. De graaf is onmiddellijk van zijn landgoed vertrokken toen het vreselijke bericht hem bereikte. In de kamers van Ida von Fereczy wacht hij op zijn oude trouwe vriendin en lang houdt hij haar hand vast tot haar tranen zijn opgedroogd … Tot de dag van de begrafenis blijft de keizerin zich uiterst beheerst gedragen, maar dan plotseling overvalt haar een wilde, ongecontroleerde smart, zo erg dat Franz Joseph het niet verantwoord vindt haar mee te laten gaan. Zo blijven de keizerin en haar dochter Valerie op 5 februari in de Josefikapel bidden, terwijl elders Gisela en Franz Joseph de begrafenis bijwonen.
Vier dagen later verlaat de keizerin ‘s avonds laat ongezien en geheel alleen de Hofburg. Ze roept een rijtuig aan en laat zich naar het Capucijnerklooster rijden waar Rudolf begraven ligt. Ze belt aan en verzoekt naar het graf van haar zoon gebracht te worden. Geheel alleen loopt ze naar de donkere, slechts door een enkele fakkel verlichte, kerker/groeve en blijft staan tussen de verwelkte bloemenkransen. Met luide stem roept ze ‘Rudolf, Rudolf!’ Spookachtig galmt haar stem door de donkere ruimte, maar er komt geen antwoord uit de andere wereld.

Als Franz Joseph van dit vreemde nachtelijke bezoek hoort besluit hij direct met zijn vrouw naar Budapest te vertrekken, maar vele staatszaken nemen daar al zijn aandacht in beslag en Elizabeth is er te veel alleen. Ze denkt over wat Rudolf in zijn laatste brief aan Valerie heeft geschreven: ‘Ik raad je aan om na de dood van de keizer met je man naar het buitenland te gaan, want wat er dan in OostenrijkHongarije gaat gebeuren, is niet te overzien …’ Ook Elizabeth begint in te zien dat de eenheid tussen de twee landen niet meer van lange duur zal zijn. ‘Een grotere tegenstelling dan tussen Mama en Papa is nauwelijks denkbaar. Ik vraag me af wie van hun beiden dit leed beter zal verwerken. Mijn moeder baart me grote zorgen. Tegen grote belangrijke dingen is ze heel goed opgewassen maar absoluut niet tegen kleine. Nu het dagelijks leven weer begonnen is en Papa, althans uiterlijk, weer gekalmeerd is en aan het werk, benauwt het leven haar opeens. Laatst zei ze tegen me ‘Nam Jehova mij maar tot zich, dan was Papa weer vrij en dan zou jouw huwelijksgeluk niet verstoord worden door de gedachte aan het troosteloze leven dat ik zonder jou moet voeren’.’
Het aanbrekende voorjaar en de bloemenpracht op het Hongaarse land brengen keizer en keizerin steeds terug bij de vraag ‘Waarom deed Rudolf dat?’

Op de eindeloze reeks verhalen en vermoedens die sindsdien zijn gepubliceerd, is het meest waarschijnlijke antwoord geschreven in 1980: in het boek ‘Mayerling: die Lösung des Ratsels’ maakt de schrijver Gerd Holler aannemelijk dat zich op zaterdag 26 januari 1889 een vreselijke scène afspeelde tussen vader en zoon. Rudolf kwam trillend van emotie de kamer uit waar Franz Joseph hem onder meer had gezegd ‘Je bent het niet waardig mijn opvolger te worden’. Onderwerp van de ruzie was Rudolfs verhouding met Mary Vetsera, die al vier maanden in verwachting was. Rudolf weigerde haar op te geven en verklaarde zich nog liever dood te schieten. Na de ruzie zag hij echter in dat het kind onmogelijk geboren kon worden. Hij riep de hulp in van zijn nicht gravin Larisch, die de keizerlijke vroedvrouw in het geheim ontbood. Op maandag de 28ste wordt Mary onder een voorwendsel door de gravin mee naar de Hofburg genomen. Daar wacht de vroedvrouw in de privévertrekken van Rudolf. De nietsvermoedende Mary wordt door Rudolf van de noodzaak van een abortus overtuigd, die ter plekke werd begonnen met het inbrengen van een katheter. Liefdevol troostte Rudolf haar met het vooruitzicht een paar dagen samen naar het afgelegen kasteeltje Mayerling te gaan, om daar tevens het doorzetten van de abortus af te wachten. Om geen opzien te baren, reed het tweetal gescheiden naar Mayerling, waar Mary meteen naar bed ging. De volgende dag ging Rudolf met graaf Hoyos en prins Coburg op jacht en at ‘s avonds met graaf Hoyos samen. Om negen uur gingen zij naar hun kamer. Daar trof Rudolf Mary in zorgwekkende toestand aan en dodelijk geschrokken besefte hij niets voor haar te kunnen doen in dit afgelegen oord in de sneeuw waar medische hulp niet te krijgen was en een rijtuig naar Wenen vier uren over beijzelde wegen moest rijden. Vertwijfeld zat hij naast het bed waar de levensgeesten snel uit het jonge meisjesgezicht weken … Toen zij in de eerste uren van de 30ste januari geen tekenen van leven meer vertoonde, bleef hij als verdoofd naast het dode lichaam zitten. Pas langzaam drong tot hem door hoe rampzalig het gebeurde wel was, wat moest hij met Mary doen, alles zou uitkomen, haar familie zou rekenschap vragen, de hele wereld zou het ter ore komen, zijn positie als kroonprins zo onmogelijk worden, zijn naam, zijn reputatie als officier, alles was hiermee kapotgemaakt. In de eenzame donkere uren van de sneeuwnacht besefte Rudolf dat hem nog maar een ding te doen stond en toen hij dat besluit genomen had, pakte hij zijn pen en schreef bij het licht van een paar flakkerende kaarsen de later gevonden afscheidsbrieven, en enige laatste wilsbepa lingen waaronder zijn wens de correspondentie met de kleine Vetsera te vernietigen. ‘Ik moet sterven, dat is de enige manier om als een gentleman deze wereld te verlaten’, noteerde hij.

Met Rudolf van Habsburg was een man van bijzondere gaven heengegaan. Zijn vader had deze talenten te weinig gewaardeerd, ze zelfs nauwelijks herkend en, waarschijnlijk door toedoen van zijn grootmoeder, was veel te veel nadruk gelegd op zijn militaire opvoeding. Rudplfs werkelijke belangstelling ging echter uit naar natuurlijke historie en literatuur. Het monumentale werk ‘OesterreichUngarn in Wort und Bild’ (OostenrijkHongarije in woord en beeld) was helemaal een idee van hem en, gedeeltelijk, door hemzelf geschreven. Ook wat minder belangrijke boeken had hij op zijn naam staan. Hij was een vrijdenker en maakte geen geheim van zijn antiklerikale opvattingen. Zijn ideeën waren vaak revolutionair te noemen, evenals die van zijn moeder.
Na zijn dood werd iedereen die ook maar in de verste verte bij het drama betrokken was, strenge geheimhouding opgelegd en het officiële dossier van de zaak werd buiten de staatsarchieven gehouden.
Zijn vader, de oude keizer Franz Joseph regeerde tot zijn dood in 1916. De aanvankelijke troonopvolger, benoemd na Rudolfs dood, was aartshertog Franz Ferdinand, maar deze werd in 1914 met zijn vrouw in Serajewo (Joegoslavië) vermoord, wat de aanleiding was voor de Eerste Wereldoorlog. In 1916 werd aartshertog Karel van Habsburg keizer van de Donaumonarchie, maar al twee jaar later op 12 november 1918 werd Oostenrijk tot republiek uitgeroepen en ging de keizer met zijn gezin in Zwitserse ballingschap. Zijn vrouw Zita leeft daar nog steeds. Pas onlangs mocht ze terugkeren naar Oostenrijk.
Met de dood van haar enige zoon is voor Sisi een van de sterkste banden met het leven doorgesneden. Ook twee andere banden, die met haar dochter Valerie en haar vriend Gyula Andrassy zullen spoedig verbroken worden …

Bron: Libelle Biografie, Sisi van Oostenrijk – Liever vrouw dan keizerin

Abonneer
Laat het weten als er
guest

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties