Keizerin

Een keizerlijk huwelijk uit pure liefde

Het jonge keizerspaar wandelend in het park van Laxenburg
Het jonge keizerspaar bracht hun wittebroodsweken door in Laxenburg. Hier zijn Elisabeth en Franz Joseph in het park van Laxenburg aan het wandelen. De foto is door mijzelf ingekleurd.

Het was op z’n minst gezegd opzienbarend dat de Oostenrijkse keizer Franz Joseph destijds een keizerlijk huwelijk uit liefde sloot. Huwelijken, zeker in die kringen, werden georganiseerd, en wel zodanig dat het land en de politiek er wel bij voeren. Dat het huwelijk toch doorging was te danken aan een grote denkfout van keizerin-moeder Sophie die meende dat ze het karakter van haar schoondochter wel kon omvormen tot een gewenste ja-knikster. Een fatale fout, want Sisi’s drang naar vooral geestelijke vrijheid werd steeds groter. Het beste blijkt dat uit de gedichten die ze las en schreef, en waarin niets minder dan de revolutie werd gepreekt! Maar het kon wel allemaal als een sprookje beginnen.
Toen Sisi in het jaar 1853 de 23-jarige Franz Joseph ontmoette, had ze al een paar verliefdheden achter de rug. Dat waren heel onschuldige en onbeantwoorde, maar voor het romantische, gevoelige meisje toch ook heel intense, gevoelens geweest, waarover ze in stille uren gedichten schreef in haar dagboek. Het reisje dat ze op 15 augustus van dat jaar met haar moeder en zusje naar Bad Ischl maakte om Franz Joseph en zijn moeder en broer te bezoeken, ervaarde ze als een leuk avontuur. Met haarzelf had het niets te maken. Het draaide allemaal om haar zusje Helene die als alles goed verliep, met de jonge Oostenrijkse keizer, haar neef Franz Joseph, zou gaan trouwen. Sisi vermaakte zich kostelijk en keek met verbazing naar de zenuwachtige mensen om haar heen. Wat een opwinding en waarvoor eigenlijk? Maar toen ze gedurende de eerste gemeenschappelijke maaltijd merkte dat de jonge keizer alsmaar naar haar keek en bijna geen aandacht aan Nene besteedde, werd ze zelf ook heel nerveus. Wat had dit allemaal te betekenen? Ze was natuurlijk wel vereerd en gevleid dat plotseling ieders aandacht zich op haar richtte, dat men haar blijkbaar mooier en interessanter dan haar oudste zusje vond. En ja, die Franz Joseph zag er best leuk uit en hij had aardige ogen. Vier dagen later snikte ze bij haar gouvernante: ‘Ja, ik hou best van de keizer, als hij nou maar geen keizer was!’ Het meisje van vijftien jaar moest echter diezelfde dag nog beslissen of ze wel of niet met die keizer zou willen trouwen, en hoe was ze daartoe in staat? Hoe kon ze overzien wat het betekende de vrouw te worden van de heerser over het machtige Oostenrijks-Hongaarse keizer- en koninkrijk? Wat wist ze van het streng gereglementeerde hofleven in Wenen waar de regels van het katholieke Spaanse hof waren overgenomen? Hoe kon ze de consequenties van een achteloos neergeschreven liefdesbriefje aan Franz Joseph overzien? De keizer zelf was echter heel zeker van zijn zaak, hij was tot over zijn oren verliefd en niets kon hem meer van zijn besluit afbrengen. Sisi moest en zou zijn vrouw worden. Met de toestemming van haar moeder was hij dan ook dol van blijdschap, en spontaan rende hij naar Sisi’s kamer in het hotel om haar te omhelzen. De kleine hertogin was vereerd en trots over al deze liefdesbetuigingen, ze overweldigden haar echter ook en brachten haar in grote verwarring.

Weer thuis in kasteel Possenhofen draaide ze zich om en om in haar bed, keek uren uit het raam van haar kamer en vroeg zich verbijsterd af waarom alles opeens veranderd was. Wilde ze dat eigenlijk wel? Maar tijd om na te denken was er al niet meer, de voorbereidingen voor het huwelijk waren in volle gang. Naaisters, kapsters, juristen, fotografen en schilders liepen de deur plat, ze moest passen, poseren, instructies ontvangen, lessen leren en ‘s avonds viel ze doodmoe in slaap. Franz Joseph gedroeg zich uiterst correct en gedisciplineerd, alles moest precies volgens de regels verlopen. Zodra hij haar echter thuis kwam bezoeken, legde hij zijn waardigheid af, rolde met haar jongere zusjes over het grasveld, was vrolijk en gezellig en keek bewonderend naar Sisi’s verrichtingen te paard. Hij vond haar in de huiselijke omgeving nog mooier en liever en natuurlijker dan de eerste keer, en hij overlaadde haar met prachtige cadeaux, waarvan ze een papegaai nog het leukste vond.
Op 17 oktober 1853 schreef hij vanuit Possenhofen zijn moeder ‘Elke dag houd ik meer van Sisi en ik ben er steeds meer van overtuigd dat niemand beter bij me past dan zij’. Met zijn moeder had de jonge keizer een hele goede verstandhouding, hij was haar innig dankbaar voor de goede opvoeding die ze hem had gegeven en moeder en zoon deelden het inzicht dat de instandhouding van het keizerrijk van het allergrootste belang was, en dat daarvoor het persoonlijk leven zonodig moest wijken. Tot het moment van zijn huwelijk was er geen onenigheid of meningsverschil tussen Sop-hie en haar zoon. Zij had duidelijk de touwtjes van het rijk in handen en haar zoon deed wat ze wilde, zonder nu bepaald een moederszoontje te zijn. Sophie wilde dan ook tot iedere prijs deze situatie laten voortbestaan. Daarom keek ze ook naar een vrouw voor haar zoon uit die de autoriteit van haar, de schoonmoeder, zou accepteren, die haar inzichten zou delen en zich door haar zou laten leiden en wier voornaamste taak zou zijn het produceren van een troonopvolger.
Aanvankelijk dacht moeder Sophie dat het piepjonge nichtje Sisi hiervoor wel in aanmerking kwam. En zo liet zij haar zoon op 13 maart 1854 aan zijn toekomstige vrouw het schitterende diadeem met halsketting en oorbellen van diamanten en opalen overhandigen dat zijzelf op haar huwelijksdag had gedragen. ‘Maar’, zei Franz Joseph kort erna, ‘je moet voortaan wel mijn moeder met u aanspreken, dat doe ikzelf ook, Mamma vond het niet leuk dat je haar in je vorige brief zomaar tutoyeerde!’ Sisi, die thuis gewend was iedereen met je en jij aan te spreken, was stomverbaasd, maar ook een beetje beledigd, en nadien waren haar brieven aan de aartshertogin koel en op een afstand.

Op zondag de 23ste april was de officiële intocht van hertogin Elizabeth in de hoofdstad Wenen. Vanuit het Theresianum, het oude keizerslot, reed ze in een glazen koets met acht spierwitte Lippizaner paarden ervoor de stad door. De straten waren tot bloementuinen omgetoverd, meisjes in witte jurken strooiden rozen op haar pad, en achter het glas
van de gouden koets zat Sisi met rode wangen van opwinding, in een schitterende jurk van met zilver geborduurde roze ‘zijde en een diamanten diadeem in het dikke goudblonde jaar. Zo arriveerde ze na een lange rit in haar toekomstige woning in de Hofburg, midden in de stad.
De volgende dag moest er hard gewerkt worden aan de voorbereidingen. Zowel Sisi als Franz Joseph moesten pagina’s lange lijsten met voorschriften en vermaningen uit hun hoofd leren om de huwelijksdag foutloos te laten verlopen. Maar eindelijk, op de avond van de 24ste april, kon de jonge keizer zijn bruid naar het altaar van de Augustinerkerk voeren. Iedereen die maar iets te betekenen had in Oostenrijk was daar in galatenue aanwezig, het licht van duizenden kaarsen weerspiegelde in de kostbare diademen en andere juwelen van de vrouwen, want iedereen droeg alles wat hij/zij maar aan kostbaarheden bezat.
Op het moment dat de bruidegom de kerk betrad, viel er een diepe stilte. In zijn galauniform van veldmaarschalk schreed langzaam de lange, slanke verschijning van de keizer geheel alleen naar voren, achter hem liepen zijn moeder Sophie en haar zuster Ludovika, Sisi’s moeder. Tussen hen in voerden zij Sisi mee, die in een adembenemend met gouden zilverdraad bestikt, wit gewaad met lange sleep en een boeket witte rozen in de hand, ieders aandacht trok. In haar dikke haar flonkerden de diamanten van het diadeem van haar schoonmoeder, maar haar gelaatsuitdrukking was zeer ernstig en haar gezichtje was doodsbleek. Als in een droom liep ze, zonder om zich heen te kijken, naar voren naar haar plaats naast Franz Joseph.

Direct na de plechtigheid volgden dagen van ontvangsten, schouwburgvoorstellingen, stadsverlichting bekijken, bals en deputaties ontvangen vanuit het gehele rijk. Sisi liet alles over zich heen gaan. De dagen waren als in een klooster zo streng ingedeeld. Overal waar ze verscheen werd ze bejubeld en toegejuicht, maar het schonk haar geen vreugde. Voortdurend werd ze begeleid en bekeken, vooral door haar schoonmoeder, wier kritische blik ze steeds op zich voelde rusten. ‘Je moet meer rechtop lopen. Je moet wat vriendelijker groeten. Je hebt gravin zo-en-zo niet gezien. Je hebt te vriendelijk gekeken naar mijnheer die-en-die’, zo ging het de hele dag door. Vrijdag de 28ste kon Elizabeth niet meer. De keizerin-moeder vond het ongehoord, maar haar zoon nam zijn jonge vrouw in bescherming en zei alle afspraken voor die dag af. Hij liet een rijtuigje komen en ging samen met Sisi een tochtje maken door het Prater. Dat lekte direct uit en honderden mensen stroomden naar het park toe.

Na alle feestelijkheden, en zonder de tegenwoordig zo gebruikelijke huwelijksreis, begon het dagelijks leven: de keizer vertrok ‘s morgens vroeg naar zijn bezigheden en keerde pas in de avond terug. Sisi bleef achter in het paleis, waar zij niemand kende, tussen een aantal door haar schoonmoeder aangestelde oudere hofdames, die haar bekeken of ze een vreemd dier was en die elk woord en elk gebaar aan de keizerin-moeder rapporteerden. Van vroeg tot laat moest de jonge keizerin er onberispelijk uitzien en zich gedragen volgens de strenge eisen van de hof-etikette, ook als er in het eenzame en afgelegen paleis Laxenburg niemand op bezoek kwam. Ze had van huis geen enkel vertrouwd personeelslid mee mogen nemen en zo voelde ze zich al twee weken na haar huwelijk als in een gouden kooi opgesloten.

‘Ik verlang naar de zon van mijn vaderland ik verlang naar het strand van de Isar
ik verlang naar de donkere bomen
ik verlang naar de groene watervlakte
die in mijn avonddromen zachtjes zijn avondgroet murmelt…’

schreef Sisi in haar gedichtenboek in april 1854. Aartshertogin Sophie had zich vergist. De kleine Sisi was geen wassen poppetje dat zich door haar schoonmoeder in model liet kneden. Haar eigenzinnige en vrijheidslievende persoonlijkheid was al gevormd en verzette zich vanaf het eerste moment tegen die van de zo andersdenkende Sophie. De oudere vrouw had misschien met liefde en geduld iets meer kunnen bereiken, maar zij was gewend door haar zoons gehoorzaamd te worden en wist met het overgevoelige, artistieke en wat mensenschuwe kind van haar zuster geen raad. Zo werd de kiem gelegd van vele moeilijkheden tussen schoonmoeder en dochter en daardoor ook tussen moeder en zoon en man en vrouw. Franz Joseph zat vanaf die eerste weken in een benarde positie.
Maar Franz Joseph was een harmonieuze en evenwichtige man. Zijn taak als man en keizer stond hem duidelijk voor ogen en daarvan kon niets hem afbrengen. In de politiek was consolidering van het grote rijk zijn ideaal en in zijn privé-leven wenste hij zich zijn aanbeden mooie Sisi temidden van een stel lieve kindertjes. Meer verlangde hij niet van haar, maar ook niet minder. Als ze maar in al haar schoonheid naast hem stond op ontvangsten en bals, als ze hem maar thuis vrolijk opwachtte. Maar zo zou zijn leven niet verlopen …
De jonge keizer toonde zich vanaf het begin een toegewijde echtgenoot, hij luisterde aandachtig naar haar wensen en verlangens en probeerde die zoveel mogelijk te vervullen. Het grootste deel van de dag was hij echter niet thuis en zo kon hij niet verhinderen dat zijn moeder voortdurend in het paleis Laxenburg over de vloer kwam, vooral toen ze had vernomen dat Sisi haar eerste kind verwachtte. Meteen kreeg de jonge vrouw nieuwe instructies voor haar gedrag en levenswijze, en direct werd met de organisatie van de ‘kinderkamer’ begonnen, waar alles, onder viel, van dokter tot kindermeisjes tot meubilair en baby-uitzet. Aartshertoging Sophie regelde alles en nam de pasgeboren baby, die natuurlijk ‘Sophie’ werd genoemd, meteen in beslag. Datzelfde herhaalde zich bij de geboorte van de kleine Gisela. Franz Joseph bezwoer zijn vrouw dat dit alles heel normaal was en met de beste bedoelingen geschiedde. Omdat hij in alle opzichten een lieve attente echtgenoot was, durfde Sisi hem aanvankelijk niet tegen te spreken. Ze trok zich terug in zichzelf en keerde zich af van de kinderen.
Op 30 augustus 1856 keerde de keizer zich voor het eerst openlijk tegen zijn moeder: schriftelijk meldde hij haar dat de kinderen voortaan in de ouderlijke appartementen opgevoed zouden worden. Elizabeth behaalde haar eerste overwinning, en de keizerin-moeder vreesde dat het hierbij niet zou blijven. Maar voorlopig toonde de keizerin voor politiek geen enkele belangstelling en op dat terrein was (nog) geen concurrentie te vrezen. Sophie kon doorwerken aan haar ambitieuze plan om Oostenrijk en Hongarije te verenigen met Duitsland en zo tot een machtig rijk met 70 miljoen inwoners te komen.

Franz Joseph ontdekte spoedig dat de charme en schoonheid van zijn vrouw een goed hulpmiddel konden zijn de opstandige en naar onafhankelijkheid strevende delen van zijn rijk nauwer aan zich te binden. Zo ondernam hij met haar een aantal reizen naar Bohemen en Moravië, naar Venetië en Lombardije, naar Triest en Milaan. Zijn opzet lukte slechts gedeeltelijk, want in de Italiaanse gebieden werd het echtpaar uiterst koel ontvangen. De keizerin-moeder in Wenen hoorde dit met bezorgdheid en om een gebaar van toenadering tot haar schoondochter te maken, zond zij deze een afbeelding van de kleine Gisela. Maar bij thuiskomst voelde Sisi direct hoe haar dochtertjes aan hun grootmoeder gehecht waren geraakt en hoe ze van hun moeder vervreemd waren: wanhopig zocht ze haar toevlucht bij haar dieren, de paarden, haar poedel en nog een paar grote honden. Franz Joseph had een hekel aan honden en aan de lucht die ze overal in huis verspreidden, maar terwille van zijn vrouw zei hij niets en liet haar begaan.
In stilte droomde Sisi ervan eenmaal een groep mensen van haar eigen keuze om zich heen te kunnen verzamelen. Ze zou het liefste, en dat had ze van haar vader, met iedereen die ze aardig vond, die iets interessants te vertellen had omgaan, zonder erop, te hoeven letten of hij wel van adel was en of hij wel tot een van de 23 grote historische families van het land behoorde. Ze zou een groep hartelijke spontane mensen om zich heen willen hebben, een aardige vriendin, een moederlijke vrouw. Bij haar eerste bezoek aan Buda-pest, in mei 1857, voelde ze plotseling dat de Hongaren de mensen van haar hart waren, via de Hongaren zou ze zichzelf kunnen verwezenlijken, zou ze haar eigen persoonlijkheid kunnen tonen.
Aanvankelijk bracht Budapest haar echter niets dan verdriet: haar kleine dochtertje Sophie bezweek er aan een onbekende ziekte en gebroken van verdriet keerde het keizerlijk echtpaar terug naar Wenen.
Door de hartelijke ontvangst en het warme medeleven van de Hongaarse bevolking raakte de keizer voor het eerst wat milder gestemd jegens dat land, dat hij tevoren naar voorbeeld van zijn moeder, haatte. Hij gaf toestemming voor de terugkeer van een aantal ballingen uit de tijd van de revolutie (1848), en zo kon eindelijk pok de jonge graaf Gyula Andrassy uit Parijs naar Hongarije terugkomen, die later in Sisi’s leven zo’n belangrijke rol zou spelen.

Toen op 21 augustus 1858 eindelijk de lang verwachte zoon geboren werd, was Franz Joseph ovérgelukkig. Hij had Sisi wel alle edelstenen van de wereld willen schenken en als iemand hem feliciteerde, liepen hem zomaar de tranen over zijn gezicht van vreugde. Achter de facade van plichtsgetrouwheid en discipline verborg zich een heel goede, toegewijde en lieve man.
Ook zijn moeder was ditmaal oprecht verheugd, eindelijk was het voortbestaan van de familie verzekerd en kon ze over de opvolging gerust zijn. Vanaf nu wilde ze alles in het werk stellen om de pasgeboren baby tot een capabele en voor zijn taak berekende keizer op te voeden. Dat het kind ook nog een moeder had, daarvoor was in haar gedachtenwereld geen plaats.

Toen de positie van het Oostenrijkse leger in Noord-Italië het jaar erop’ bijna onhoudbaar was geworden, besloot de keizer zich persoonlijk naar het gebied te begeven. Elizabeth was ontroostbaar toen ze het hoorde en in paniek over wat er allemaal met haar man zou kunnen gebeuren. Als een klein kind moest hij haar troosten en beloven dat hij zoveel zou schrijven als mogelijk was. En dat deed hij ook, bijna dagelijks schreef hij haar kleine ontroerende briefjes zoals: ‘Mijn liefste engel Sisi, de eerste ogenblikken na het opstaan gebruik ik om je even te schrijven hoe veel ik van je houd, en hoe ik naar jou en die lieve kinderen verlang…’ Elizabeth schreef hem lange treurige brieven terug, over hoe eenzaam ze zich voelde en over haar lange ritten te paard. In elke brief vroeg ze hem of ze niet naar hem toe mocht komen in zijn hoofdkwartier in Verona, maar dat was onmogelijk. De oorlog verliep slecht voor Oostenrijk en in het strijdgebied heerste een soort noodtoestand. Voor de duizenden gewonden waren nauwelijks voorzieningen en alles was even slecht georganiseerd. ‘Lieve, lieve engel’, schreef Franz Joseph goeiig, ‘zou je niet een beetje flink kunnen zijn, zou je mij niet een beetje willen helpen door je wat vaker in de stad te vertonen, door ziekenhuizen te bezoeken, door de goede stemming erin te houden en zorg er alsjeblieft voor dat je gezondheid goed blijft, ik heb hier toch al zoveel zorgen …’ Dat schreef hij niet zonder reden, want hij had van andere zijde vernomen dat zijn vrouw bijna niets meer at, nauwelijks kon slapen en de hele dag op haar paard door de bossen zwierf. Uit pure nervositeit begon ze ook over hindernissen te springen, hoe meer slechte berichten ze van het front kreeg hoe langer ze dagelijks te paard bleef en hoe gevaarlijker capriolen ze uithaalde. Vlak voor een belangrijke slag plaats ging vinden, schreef de keizer ‘mijn allerliefste mooie hemelse engeltje, beloof me nou toch dat je niet zo uitput op je paard,, je wordt veel te mager …’ Om haar niet bang te maken, schreef hij geen woord over de aanstaande veldslag.
Ondanks de moeilijkheden waarvoor hij zich aan het front geplaatst zag, de chaos, het slechte weer, de vluchtelingen, gewonden, paarden, wagens, manschappen, bleef Franz Joseph bezorgde en tedere briefjes naar zijn vrouw schrijven, die zich een steeds vreemdere levenswijze had aangemeten. In de nachtelijke uren als ze niet in slaap kon komen, bleef ze opzitten en schreef eindeloze brieven naar haar man en ouders en zusters, terwijl ze overdag bijna niet meer van haar paard afstapte en bij regen en onweer door het land trok.
In politiek opzicht begon Franz Joseph langzaam naar zijn vrouw toe te groeien. Oostenrijk had zijn gezicht verloren, in het leger heerste grote ontevredenheid, en de keizer begreep dat hoognodig de relatie met Hongarije verbeterd zou moeten worden. Allereerst ontsloeg hij graaf Grünne, de trouwe vazal van zijn moeder en opperbevelhebber van de troepen. De twee vrouwen ervoeren dat beide als een nederlaag voor de oudere en een triomf voor de jongere.
In 1860, het jaar waarin Garibaldi met zijn’ 1000 mannen in een snelle mars Sicilië losmaakte van het Koninkrijk Napels (waar Sisi’s zuster Marie koningin was) en oprukte naar Napels zelf, stortte Sisi in. De drie geboortes in vier jaar tijd, de ruzies met haar schoonmoeder, de dood van het oudste kind, de geringe zeggenschap over haar kinderen, het werd haar opeens teveel. Ze wilde weg van alles, ver weg en tot ontzetting van de Weense society vertrok ze inderdaad via Antwerpen per schip naar Madeira. Een van haar begeleiders schreef aan zijn tante: ‘de keizerin is zeer melancholiek, ze sluit zich bijna de hele dag op in haar kamer en huilt. Ze eet vreselijk weinig en gaat nooit uit, maar zit uren voor het open raam naar buiten te kijken …’
Franz Joseph leed erg onder dit gedrag van zijn vrouw, hij begreep het niet en wist er geen raad mee, maar als steeds bleef hij vol attenties, hij schreef haar regelmatig, stuurde koeriers heen en weer naar zijn vrouw en uitte geen woord van zelfbeklag. Deze eerste grote reis die de keizerin alleen ondernam, werd spoedig door andere gevolgd. Het ontging hem niet dat zijn vrouw opbloeide zodra ze over de landsgrens was en direct na terugkomst tekenen van depressie, slechte eetlust, slapeloosheid vertoonde. De samenhang tussen deze verschijnselen kon men nog niet begrijpen en Sig-mund Freud was nog een onbekende jongeman.
De keizer leed ook onder de wilde geruchten die in Wenen en elders in Europa gingen circuleren. ‘Had hij een slechte relatie met zijn vrouw? Had hij soms een vriendin? Of had de keizerin misschien iemand anders? Wat was dat eigenlijk voor mysterieuze ziekte waaraan Elizabeth leed?’ Vragen van dat soort deden de ronde in de Europese pers en kregen geen antwoord.
Franz Joseph wist niet wat hij moest beginnen met dit onbegrijpelijke gedrag van zijn Sisi. Hij had niets liever gewild dan een geordend en gezellig huiselijk leven en begreep niets van Elizabeth’s liefde voor litteratuur en gedichten, voor haar honden en paarden en voor de eenzaamheid van de natuur. Ook voor haar beweeglijkheid en onrust, haar behoefte aan afwisseling, aan avontuur, had hij geen begrip. En van haar bijna revolutionaire opvattingen, van haar voorkeur voor de republikeinse staatsvorm, van haar kritiek op de adel, het medelijden met de eenvoudigen en armen, daar had hij helemaal geen weet van.
Sisi leed aan iets wat de artsen van tegenwoordig anorexia nervosa noemen, ze at bijna niets, woog bij een lengte van 1.72 m. zelden meer dan 48 kilo, uit een soort afkeer voor haar eigen vrouwenlichaam, voor het vrouwzijn in het algemeen … Ondanks haar mooie slanke lichaam dat zij zorgvuldig cultiveerde, ondanks haar weelderige bruine haar dat tot aan haar knieën reikte, ondanks haar fraaie meestal rose-gekleurde japonnen en haar juwelen, waarmee zij op ieder die haar zag een indruk van oogverblindende schoonheid maakte, zijn in haar eigen gedichten aanwijzingen te vinden die erop wijzen dat zij frigide was: ‘Bezit jij de euvele moed / mij ooit eens te benaderen / dan zal mijn ijzige kilte je doden / en ik dans graag op lijken’, dichtte zij eens toen een edelman uit Saksen haar vurig het hof maakte.

De keizer bleef haar trouw. Voor hem was en bleef ze de kleine lieve Sisi op wie hij eens in Bad Ischl smoorverliefd werd. Zijn leven lang bleef ze voor hem het meisje in het rose baljurkje dat hem met haar hertenogen verlegen aan had gekeken. Van haar ontwikkeling tot vrouw met eigen, originele gedachten, met revolutionaire ideeën, met liefde voor de Griekse oudheid, voor de dichter Heinrich Heine, daar had hij weinig weet van, dat interesseerde hem niet. Hij merkte wel haar grote talenkennis op – ze sprak vloeiend Hongaars en nieuw-Grieks – en bewonderde de manier waarop ze uit haar hoofd Griekse en Hongaarse dichters citeerde, waarop ze hele stukken van Shakespeare in deze talen omzette, maar meer dan ‘leuk tijdverdrijf voor een vrouw’ vond hij het niet.
In de loop der jaren ging het echtpaar langzaam uit elkaar groeien, Franz Joseph stortte zich meer en meer in zijn werk, zijn vrouw was langer en langer afwezig en trok zich minder en minder aan van het Weense hofleven. Haar leven speelde zich buiten de Oostenrijkse grenzen af, daarbinnen zat de keizer in zijn werkvertrek in de Hofburg en bleef hopen op een ommekeer van Sisi. ‘Eens zou het allemaal weer net als in het begin worden’, hoopte hij. Bij elke terugkeer van zijn
vrouw in Wenen probeerde hij haar zo vriendelijk mogelijk te stemmen, hij liet de mooiste paarden voor haar kopen,
vervulde elk van haar wensen, en uitte geen enkele kritiek als ze door een impulsieve handeling opzien baarde, zoals
die keer toen ze in het kostuum van een Hongaarse magnatenvrouw met hem in de hofloge van het Theater ver
scheen. .

Merkwaardig genoeg toonde Sisi zich beste zijde in noodsituaties. Zo ook in 1866 toen het Pruisische leger Oostenrijk binnenviel. De koning Van Beieren steunde zijn keizerlijke familieleden, maar dat was niet genoeg om de Pruisen terug te dringen. Elizabeth liet haar kinderen in Bad Ischl en reisde onmiddellijk naar haar man in Wenen. Ze hielp hem zoveel ze kon, toonde zich moedig en energiek en bracht dagelijks uren door met het bezoeken van de gewonden, die ze toesprak, troostte en wier handen ze soms vasthield als hun lijden te groot was. Aan haar achtjarige zoontje Rudolf schreef ze ‘Ondanks de verdrietige tijden en al zijn bezigheden ziet je lieve Pappa er goddank goed uit. Er straalt een bewonderenswaardige rust van hem uit en hij heeft nog steeds vertrouwen in de toekomst, hoewel de Pruisische troepen vreselijk sterk zijn en een enorm succes hebben’.
Toen op 3 juli het Oostenrijkse leger verpletterend verslagen was bij Königgratz, schreef Elizabeth in een brief aan haar moeder ‘Wat er nu zal gaan gebeuren, ik heb er geen idee van… het beste is maar om niet na te denken en alsmaar in beweging te blijven…’ Die laatste zin was heel merkwaardig en typerend voor Sisi’s levensinstelling ‘alsmaar in beweging zijn om niet na te hoeven denken over onprettige dingen’, iets wat zij op het einde van haar leven tot in het absurde zou doorvoeren.
Franz Joseph kon deze moeilijke weken tevreden zijn over zijn vrouw. Ze week niet van zijn zijde, deed verder precies wat van haar werd verwacht in de hospitalen en zat ‘s avonds met hem uit te rusten voor het open raam. Met een vlucht van het hele keizerlijke hof werd serieus rekening gehouden en uitsluitend dankzij de goede relaties van Sisi met de Hongaren kon zij bewerkstelligen dat de burcht in Ofen in gereedheid werd gebracht. Eindelijk begon men in Wenen Sisi’s vriendschap met de Hongaren te waarderen en het voordeel ervan in te zien. Franz Joseph was echter nog niet te vinden voor haar inzicht dat Gyula Andrassy als minister van buitenlandse zaken van het grote rijk benoemd moest worden en daarover voerde het echtpaar een emotionele briefwisseling, want Sisi zat inmiddels met de kinderen en al haar familiejuwelen in Ofen en de keizer verbleef nog op het thuisfront in Wenen. Op-26 juli werden de vredesvoorwaarden ondertekend en direct erna schreef hij aan zijn vrouw: ‘… ik verlang zo naar je, en misschien vind jij het ook wel leuk mij in deze troebele tijden terug te zien… kun je de kinderen niet daar laten en mij even komen opzoeken? Dat zou een grote troost voor me zijn … Fijn dat je weer kunt paardrijden, het zal goed voor je zijn’.
Op 30 juli kwam Elizabeth inderdaad, maar vooral om over de toestand in Hongarije te praten en daar had Franz Joseph helemaal geen zin in. Ze kregen er zelfs ruzie over en de volgende dag zei ze dan ook treurig tegen graaf Andrassy ‘Ik kan alleen nog maar wat reddingswerk doen, zoals U me hebt aangeraden, maar verder heb ik geen hoop meer om nog iets te zullen bereiken, het uiteenvallen van het Rijk is onvermijdelijk’.
Ondanks de boze woorden lag er 2 augustus alweer een brief te wachten toen de keizerin in Ofen terugkwam. ‘Mijn lieve engel, kom gauw terug. Ook al was je boos, ik houd zo verschrikkelijk veel van je, dat ik zonder jou niet kan bestaan. Denk met liefde aan me en kom gauw terug!’ De brief was ondertekend ‘Je eenzame mannetje’. Het kon Elizabeth echter niet ontroeren, ze was nog altijd boos en schreef koeltjes terug dat bij nu maar eerst haar eens moest komen bezoeken. Daarop ontving ze een van de zeer weinige uiterst gereserveerde brieven die hij ooit aan haar schreef ‘Daar je zult moeten inzien dat ik op een ogenblik dat in Italië een oorlog kan uitbreken en de vredesonderhandelingen met Pruisen nog niet beëindigd zijn, onmogelijk op reis kan gaan, zal ik me maar troosten en me neerleggen bij het alleen-zijn waaraan ik al zolang gewend ben geraakt. In deze relatie heb ik geleerd veel te moeten verdragen en daar raakt men op den duur aan gewend. Ik wil over dit punt nu verder geen woord meer verliezen …’
Op 13 augustus kwam Elizabeth een weekje naar Wenen om de misverstanden uit de weg te ruimen. Franz Joseph was er dolblij over en schreef:’… wees lief voor me als je komt, want ik ben zo verdrietig en eenzaam en ik heb het nodig dat je me een beetje opvrolijkt…’

Op 8 juni 1867 werd in letterlijke zin de kroon gezet op al Sisi’s bemoeienissen met Hongarije: graaf Andrassy zette in Budapest de koningskroon op het hoofd van het keizerlijk echtpaar en Sisi’s eerste en enige politieke taak was volbracht. Voor de Hongaren was zij voortaan een soort goddelijk wezen, in Weense hofkringen werd de kilte nog ijziger.

De verhouding met zijn zoon Rudolf begon de keizer rond 1881 zorgen te baren. Ondanks de toegewijde zorgen van aartshertoging Sophie was de opvoeding van de jongen niet zo goed gelukt als bij haar eigen zoons. Het rustige, evenwichtige karakter van Franz Joseph vertoonde ook geen enkele gelijkenis met dat van zijn zoon, die veel meer op zijn moeder Elizabeth leek. Hij had haar liefde voor kunst en litteratuur geërfd, haar liefde voor reizen en eenvoudige mensen, en ook haar liefde voor Hongarije had hij overgenomen. Maar vooral zijn neiging zich te intens en te fanatiek op een onderwerp of één mens te concentreren verontruste zijn omgeving. Al op 8-jarige leeftijd bracht hij zijn zusje aan het huilen door zijn passie voor het jagen op en doden van vogels, later ontwikkelde hij ook een passie voor vrouwen en ook zijn merkwaardige interesse in de dood bleef. Daarbij was hij heel gesloten en zijn ouders wisten niet wat er in hem omging. Zijn verloving en huwelijk met prinses Stephanie van België kwam vrij onverwacht, daarna vernamen de ouders nog minder van hem. Soms als de vader over zijn zoon hoorde praten, over zijn interesse in mystiek, zwarte kunst, bovennatuurlijke krachten en het leven na de dood, vroeg hij zich af hoe deze jongen ooit keizer moest worden. Op het eind van het jaar 1888 werden de berichten verontrustender, men fluisterde over een verhouding met de 17-jarige baronesse Mary Vetsera, wier moeder jaren tevoren had geprobeerd de kroonprins te verleiden. Hoewel Rudolf een gehuwd man was, vertoonde hij zich op de avond van 27 januari 1889 openlijk met Mary op een ontvangst op de Duitse Ambassade. ‘Stralend als een koningin stond ze daar, triomfantelijk in al haar schoonheid. Rudolf week niet van haar zijde. Het tweetal liet elkaar met de ogen geen moment los’, wisten ooggetuigen te vertellen. Later pas bleek dat Mary op dat moment al vier maanden in verwachting was. Op zaterdagochtend 26 januari had Franz Joseph een stormachtig onderhoud met zijn zoon, waarschijnlijk was ‘de’ affaire het onderwerp. ‘Rudolf verliet zichtbaar geschokt de kamer van zijn vader. Zijn hand waarmee hij zijn generaals-hoed vasthield, trilde, zijn gezicht was ingevallen en bleek. Hij schijnt gezegd te hebben overal afstand van te willen doen en zich eventueel dood te zullen schieten’ verklaarden getuigen later. Wat er precies tussen vader en zoon was voorgevallen, zal niemand ooit te weten komen, maar het ligt voor de hand dat de zo gedisciplineerde en rationeel denken de vader tot het uiterste geërgerd was over het gedrag van zijn zoon en onmiddellijke verbreking van de verhouding met Mary Vetsera had geëist. ‘Je bent het niet waard mijn opvolger te worden’, zou Franz Joseph zijn zoon toegevoegd hebben. Het was hun laatste onderhoud. Drie dagen later waren Rudolf en Mary dood.
De eerste ogenblikken na het vreselijke nieuws werd Franz Joseph getroost door zijn vriendin Katharina Schratt, die toevallig net op bezoek kwam. Spoedig voegden Elizabeth en hun dochters zich erbij. De vader dacht aanvankelijk nog dat Mary de schuldige was, dat zij zichzelf en Rudolf vergif had toegediend, maar een onderhoud met de arts Widerhofer confronteerde hem hardhandig met de waarheid, Rudolf zelf had het pistool gehanteerd. Toen pas drong de volle draagwijdte tot de keizer door, waanzinnig van verdriet brak hij in een hartverscheurende huilbui los. Nog erger was zijn verdriet toen hij hoorde dat Rudolf aan iedereen, behalve aan zijn vader, een afscheidsbrief had geschreven.
Roerend was de scène tussen de keizer, zijn vrouw en zijn vriendin. ‘Uwe Majesteit heeft nog drie engelen om zich heen om over U te waken, om van U te houden en om U te roosten, de keizerin, Gisela en Valerie’, zei Katharina Schratt met zachte vriendelijke stem. ‘Ja, U heeft gelijk’, antwoordde de keizer terwijl hij Elizabeth’s hand pakte. De keizerin keek haar man lang en innig bedroefd aan.

Franz Joseph had de sterkste zenuwen. Ook zijn werk hielp hem over de schok heen. De Pruisische militaire attaché schreef naar Berlijn: ‘De Keizer heeft deze moeilijke dagen geen enkele militaire voordracht of rapport overgeslagen, geen handtekening pok maar een dag later gezet dan anders, zelfs op de 30ste januari heeft hij net zo gewerkt als normaal. Dat hun vorst zo’n sterke geest heeft, hebben maar weinig mensen hier vermoed’. In zijn toespraak tot een treurdeputatie van de Oostenrijkse Rijksraad zei Franz Joseph: ‘Hoeveel ik deze zware dagen aan mijn innig geliefde vrouw, de keizerin, te danken heb, hoe ze mij gesteund heeft, kan ik U niet beschrijven en kan ik niet warm genoeg uitspreken. Ik kan de Hemel er niet genoeg voor danken dat ik zo’n levensgezellin heb gekregen. Vertelt U dit maar verder, hoe vaker U het vertelt, hoe dankbaarder ik U ben’. Toen hij van de begrafenis terugkwam met zijn dochter Gisela zei hij tegen zijn vrouw ‘Ik heb me goed gehouden. Alleen daar beneden in de groeve, daar ging het niet meer. Maar zoals vandaag is het nog nooit bij een begrafenis toegegaan’.

Ondanks zijn nimmer aflatende liefde voor Sisi, was er toch door haar eigen toedoen, in de loop der jaren iets in de verhouding tussen Franz Joseph en zijn vrouw veranderd. De eenzaamheid tijdens haar lange reizen was hem gaan benauwen, zijn dagelijkse zorgen drukten hem, haar onbegrip voor zijn bezigheden deed hem pijn en zo had hij op een avond in 1883 met plezier zitten kijken naar een nieuwe toneelspeelster in het Burgtheater. Hij vond haar een echte gezellige Wienerin, eenvoudig, spontaan en natuurlijk. Ze vertoonde zelfs enige gelijkenis met zijn vrouw, maar was veel minder gecompliceerd en excentriek. En bovenal was zij nooit gedeprimeerd of treurig. Hij besloot nog eens naar een optreden van haar te gaan. In 1885 werd na een toneelvoorstelling die veel succes geoogst had, de jonge Katharina Schratt aan het keizerlijk echtpaar voorgesteld. Ook de keizerin vond haar heel sympatiek, en toen zij uit opmerkingen van haar man begreep dat hij iets méér dan gewone belangstelling voor de actrice koesterde, besloot zij deze vriendschap te stimuleren en aan te moedigen, deels om haar schuldgevoelens te ontlasten, deels om de keizer de gezelligheid te geven die hij bij haar zo tekort kwam.
Zo kwam Katharina Schratt in het leven van de keizer. Spoedig begonnen de roddelverhalen over deze vriendschap, maar zolang de keizerin zelf zich ook met mevrouw Schratt vertoonde, haar portret liet schilderen, zoals in 1887, en haar thuis op ging zoeken, kon men er weinig van zeggen. In de zomer van 1888 bracht het drietal zelfs enige tijd gezamelijk de vakantie door, maar dochter Valerie vond dat heel vreemd en wat gênant, vooral omdat er zo over geroddeld werd.
Ook tijdens en na de dagen van rouw om Rudolf toonde Katharina Schratt zich een steeds trouwere steun en toeverlaat voor de keizer. Het ontging Elizabeth niet dat haar man vaker wat ongeduldig op haar reageerde, of een kort aangebonden antwoord gaf en minder begrip opbracht voor haar wanhopige en gedeprimeerde buien en zij zag ook hoe hij zich tegenover mevrouw Schratt gedroeg… Eens zei ze verbitterd tegen Valerie: ‘Waarom ben ik geboren? Mijn leven is waardeloos, ik ben een sta-in-de-weg voor de keizer en mevrouw Schratt!’ Ondanks alles bleef Franz Joseph zijn vrouw trouw brieven schrijven en van alles op de hoogte houden, ook van zijn gesprekken en/of briefwisseling met ‘de vriendin’, zoals hij haar aanduidde. En nadat hij een paar dagen met zijn vrouw in de Helenenburg in Gastein had doorgebracht, schreef hij haar een ontroerende brief: ‘Toen ik gisteren de berg afreed en nog even verdrietig en verlangend naar de Helenenburg omkeek, meende ik jouw witte parasol op het balkon te herkennen en de tranen sprongen in mijn ogen. Nogmaals mijn warme dank voor al je liefde en goedheid tijdens mijn verblijf. Zulke heerlijke dagen beleef ik nog maar zelden…” De vrolijke en altijd opgewekte mevrouw Schratt werd meer en meer het lichtpuntje in het leven van de keizer, maar zelfs voor de ongelukkige keizerin werd zij, met Valerie, ‘één van de drie ketenen die haar nog met de aarde verbinden’. In 1895 liet Elizabeth voor ƒ4502,- gulden een groot kniestuk van Katharina Schratt in een van haar succesrollen schilderen als verrassing voor de keizer, die er heel geroerd door was. In haar testament van 18 februari 1897 had zij inmiddels ook een grote gouden broche aan de toneelspeelster vermaakt.
Vlak voor het onheilstelegram met het bericht van haar dood hem bereikte, schreef hij haar zijn laatste brief die eindigde met de woorden: ‘Geliefde engel, ik omhels je van ganser harte, je kleintje’.
Franz Joseph en Sisi waren 45 jaar getrouwd geweest.

Bron: Libelle Biografie 2, Sisi van Oostenrijk – Liever vrouw dan keizerin
De tekst komt letterlijk uit het boekje en is niet verder aangepast. Er kunnen daarom ook enkele dingen instaan die dus niet helemaal kloppen.

Abonneer
Laat het weten als er
guest

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties